- 

Op het gasfornuis staan twee grote pannen, één met een groente-vleesgerecht en één met rijst. In Afghanistan was hij chef-kok, maar vandaag kookt hij voor een groep mensen in mannencentrum Salomon. Bij het gerecht komt een salade van komkommer, paprika, ijsbergsla en tomaat.

Opvallend is de geblokte theedoek die hij tussen het deksel van de rijstpan heeft gedaan. De theedoek maakt de rijst droog, het neemt het vocht op. Maar om te voorkomen dat het aanbakt moet de rijst wel regelmatig worden omgeroerd.

Het gerecht dat hij vandaag kookt heeft hij zelf bedacht, maar vaak maakt hij traditionele Afghaanse, Iraanse of Turkse gerechten. Een bekend Afghaans gerecht is Gabli Pilaw, een aromatische rijstgerecht dat in Afganistan veel wordt gegeten. Je kunt dat op verschillende manieren klaarmaken. Hij heeft daarin een eigen specialiteit.
Zijn favouriete gerecht heet Narange Pilaw, een rijstgerecht waarin de schil van een sinaasappel, een "narange" is verwerkt. De schil geeft niet alleen kleur aan de rijst, maar bepaald ook de smaak. De schil wordt geraspt en in het water van de rijst gedaan, zo wordt ze gelig en zurig van smaak. Dit kan niet met sinaasappels die je hier in Europa koopt. In Afghanistan zijn ze veel zuurder, ze zijn groter en ze smaken ongeveer zoals een citroen in Nederland.
Bij de rijst wordt een groente of vleesgerecht gegeten, maar de rijst is geen bijgerecht het is zelf een belangrijk onderdeel. In Afghanistan zijn er wel 18 soorten rijst te koop, soorten die hij hier nooit heeft gezien, maar de technieken om rijst een smaak te geven past hij nog wel steeds toe. Zo kookt hij graag groene rijst. Dit maakt hij door eerst spinazie te koken, deze uit de pan te halen en in het overgebleven vocht de rijst te koken, De rijst krijgt dan een mooie groene kleur.
Een variant hierop is wilde spinazie wokken en er dan rijst en vis bij doen. Om het gerecht op smaak te brengen worden er kruiden en knoflook bij gedaan.

Ook maakt hij graag Manto, een gerecht van deeg en gehakt met verschillende soorten peper, ui en knoflook.
Dat zijn slechts een paar voorbeelden, want toen hij chef-kok was kookte hij soms wel 25 verschillende gerechten voor 150 mensen. Hij deed het samen met anderen en ze waren dan zeker twee dagen aan het koken.
Voordat hij het eten uitserveert in een andere ruimte, vertelt hij over het caterbedrijf dat hij begint.

Als hij vertrekt is het nog ruim op tijd en de keuken is weer schoon. De achtergebleven mensen kijken bewonderend naar de klok en zeggen: “Je kunt wel zien dat hij een professional is”.


 - 
“Waarom ik kunstenaar ben geworden? Vraag liever waarom de kunst mij heeft gekozen?”
Hij vindt het een cadeau als je van natura goed kan tekenen en schilderen en merkte op de middelbare school dat dit geschenk hem was gegeven. Daarnaast was hij een tiener die veel literatuur las en van films hield. Dat boeit nog steeds. “Ik volgde mijn hart en zo is het gebleven”. Om op de kunstacademie in Sarajevo te mogen studeren heeft hij zelf een stipendium aangevraagd en gekregen, want zijn vader was er aanvankelijk niet zo voor. “Een kunstenaar verdient niet veel. Maar al in de zeventiger jaren besefte ik dat het geen geld is wat ons gelukkig maakt. We hebben onze zintuigen niet alleen gekregen om te overleven, maar ook om kunst te maken. Dat maakt ons mens”.

Dat het maken van kunst respect verdient en geen gewoon vak is waar je je brood mee verdient, dat ligt hem na aan het hart. Talent moet je ontwikkelen en het kiezen voor een bestaan als kunstenaar is een wezenlijk besluit in je leven. Het betekent immers het kiezen voor de vrijheid van het maken en het is een besluit om een niet-hiërarchisch-wezen te zijn. Zo’n leven verdient meer respect dan wat er nu leeft. Er ligt Nederlandse literatuur, een kunsttijdschrift en een Groene Amsterdammer op zijn tafel. “Kijk hier staat het”, wijst hij aan. Rudi Fuchs schrijft op 20 september 2012; “Je bereikt nooit iets toevallig. Het idee dat je met losse hand en een enkele inval een schilderij in elkaar kunt flansen, doet groot onrecht aan de ernst en toewijding van het kunstmaken. …” en eigenlijk moet iedereen dat hele stuk lezen.

Hij geeft in zijn atelier ook les, vaak naar model en voor hem is tekenen de basis van alles, dus wordt er ook veel getekend. Zijn eigen werk is heel precies en de techniek is bewerkelijk, hij maakt daarom slechts enkele grote schilderwerken per jaar. Er hangen foto’s van de recente grote werken, de werken zelf zijn zo groot (zo’n 2 bij 2,5 meter) dat het opgerold en beschermd bewaard wordt.
Hij toont een foto en een detail van een uitgepakt schilderij. Het valt op dat de detaillering van het werk heel bijzonder is, er zijn allerlei hele kleine “tekeningen” gemaakt van stempels, knoopjes, buttons, ornamentjes en andere kleinoden. Die hebben allemaal een kleur die samen de afbeelding vormen. Zoals de impressionisten de voorstelling ontrafelden in na te volgen verfstreken – zo bouwt deze schilder het beeld op met super kleine tekeningen die als pixels de voorstelling laten opdoemen. Die voorstelling is bij de laatste werken vaak een sferisch portret van een vrouw. Dicht bij en ver af geven een ander beeld in zijn schilderijen en je merkt niet waar die twee in elkaar overlopen. Het is een geheel en je blijft in de ban van het maken. Je bent ”Betoverd”. Dat is dan ook de titel van het doek.

Websitepagina KCO.


 - 

Dit jaar maakte ze “De Katvogel” een textiel applicatie van 97 x 170 cm. Ze toont een foto van het doek en lees het gedicht voor dat eraan ten grondslag lag.

De Kat at de Vogel
De Kat at een Vogel
Een Kat at een Vogel
Ik ben een kat en een Vogel tegelijkertijd…..

Ze kijkt op en zegt: “Als je alle twee bent heb je geen probleem met de ander en nooit misverstanden”. Dat klopt en zo bezien heeft de katvogel het goed.

Ze vertelt dat ze vroeger op de Rietveld Akademie in Amsterdam het vak heeft geleerd en inmiddels al heel wat jaren meeloopt. De laatste tijd zijn er minder opdrachten, maar er komen wel onverwachte interessante vragen op haar pad. Zo kon ze drie grote wanddoeken van elk vijf bij drie meter restaureren. Die doeken had ze zelf vijfentwintig jaar geleden voor het Gemeentehuis in Leiden gemaakt. Zo zag ze haar eigen stoffen en steken en afbeeldingen terug. Dat was heel speciaal.

Ze werkt met gemengd textiel, allerlei soorten doorelkaar, niet alleen mooie stoffen. Dus een couponnetje uit een stoffenspeciaalzaak naast een koopje van de markt; een keuken gordijn naast echte zijde. Ze krijgt ook weleens wat resten van een bevriende binnenhuisarchitecte, die heeft een stoffenwinkel. Alle stoffen worden op kleur gesorteerd en in dozen bewaard. Dat mocht bij de verhuizing naar de Van Hetenstraat niet in de war komen.

Hoe ze te werk gaat is verschillend, maar ze schuwt de opdracht niet. Zo was er deze zomer in haar woonplaats Bathmen een kunstfestival van de BBKK. Dat is om het jaar en elke keer is één van de vier elementen het thema. In 2012 was dat lucht. “Lucht is daar waar niks zit” zegt ze, “en ik dacht ook gelijk aan de wind”. Ze maakte van theedoeken 10 balkon doeken, vlaggen van 140 bij 140 die buiten het balkon beschutten, maar ook de wind vangen.
Ze toont haar collectie theedoeken, daar zitten de mooiste heen en weer motieven in of weefpatronen in geruite bindingen veroorzaakt door gekleurde span en inslagdraden. De theedoeken komen uit Frankrijk, van de Hema en van de markt. De theedoek is een boeiend weefsel, en als je even met haar meekijkt naar het net verhuisde stapeltje, ben je verkikkerd.

www.textiel-kunst.nl


 - 

“Reken maar uit,” lacht ze. “Ik begon op mijn 21e en ben nu 84!” Wat ruim zestig jaar breien kan opleveren, is te zien in haar huiskamer. Daar staan en zitten zo'n honderd poppen, allemaal met gebreide kleding aan. Ze staat er stralend naar te kijken. De poppen heeft ze in alle maten: van barbies en kleiner tot een pop van ongeveer een meter hoog. Het waren niet altijd poppen. “Ik maakte veel kindertruien en heb toen voor mijn man veel gebreid. Dan kom je alleen te zitten en denk je 'wat moet ik nou?' en je wilt niet achter de geraniums zitten. Breien vind ik fantastisch om te doen. Soms gaan de breisels naar een goed doel, naar kindertehuizen, veel in het buitenland. Alleen als het te warm is, dan brei ik niet. Dan wordt de wol te stijf.”

Veel breien kost veel wol, maar ook daar heeft ze iets op gevonden. Kennissen komen langs met barbies en geven haar dan extra wol. Zo kan ze met gesloten portemonnee haar hobby voortzetten en andere mensen blij maken. Zelf heeft ze het breien van haar moeder afgekeken en is veel met textiel bezig geweest omdat ze in een tricotfabriek werkte. Maar die vaardigheid blijkt niet automatisch door te erven. “Ik heb allemaal dochters die niet kunnen breien. Als je er als kind niet in komt, is het heel moeilijk. Dan moet je ook geen garen kopen, zonde van je geld. Vaak komen mensen bij me kijken of komen ook breien. Laatst ook een dame die 3D-kaarten maakt, maar dat breien werd niks bij haar, ze gaf me de naalden terug.

“Mensen vragen me vaak, 'hoe kom je toch aan die ideeën en die patronen?'. Die haal ik uit damesbladen, en daar varieer ik dan op. Ik had één patroon dat in mijn hoofd bleef zitten, en dan verander ik dat door bijvoorbeeld van acht naar vier naalden te gaan. Je moet lef hebben: lukt het, dan lukt het, lukt het niet, dan lukt het niet. Of je varieert een damespatroon naar een jongenspatroon. Dat kan niet, zeggen mensen, maar het kan wel. Je moet ook een beetje fantasie hebben. Als iemand me een pop brengt, werk ik op goed geluk. Ook varieer ik telkens met de kleuren. Die fantasie is bij mij heel groot. Ik kan het werk ook neerleggen als iemand vraagt of ik kom koffiedrinken, en dan pak ik het zo weer op.”

Ze geniet zichtbaar van de aandacht die haar poppen trekken, maar relativeert het ook. “Als ik kunst ga kijken denk ik vaak 'wat zit daarin?', en dat denken sommigen bij mij ook. En dat is maar goed ook, want als iedereen hetzelfde dacht, dan was het leven saai.”


 - 

“Mijn jongste cursist is 64, de oudste 91,” glimlacht ze als ze vertelt over de hobbygroep die ze begeleidt bij het Oranjehuis. Het begon twee jaar geleden. Een opbouwwerker die wist hoe creatief ze was, vroeg of ze de hobbygroep wilde overnemen van een oudere dame. “Ik ben toen goed gaan kijken naar verschillende technieken, haken en breien. Ze betalen een euro per les, daarvan koop ik materiaal, en later verkoop ik de spullen die we maken op bijvoorbeeld een kerstmarkt. Laatst heb ik alvast materiaal gekocht voor papiermaché kerstversieringen. Die heb ik specifiek bedacht voor die dames met reuma, die kunnen niet alles. Maar, als ze toch gewoon willen breien, dan mogen ze breien. Niets moet. En wordt iets scheef, dan neem ik het mee naar huis en probeer ik er iets van te maken. Een lapje met vier gaten, daarvan heb ik een tasje gemaakt voor papieren zakdoekjes. Of een poppetje. Daarom is het goed dat ik creatief ben. En nu gaan we naar buiten toe met wildbreien, hier in de tuinen.”

Die creativiteit heeft ze van huis uit meegekregen. Haar oma was altijd aan het breien en haken, dus zij ging dat vanzelf ook doen. “Van zelf maken krijg je een andere voldoening dan wanneer je iets in een winkel koopt. Ik heb ook mijn man aangestoken, er was een tijd dat wij om vier uur 's ochtends samen opstonden om kaarten te maken! Zulke gekke dingen hebben we gedaan. Soms maak ik even een broek voor iemand en laatst heb ik nog vijftien zakdoeken met sierrandjes zitten omhaken omdat mijn schoonmoeder, van 91, die met kerst cadeau geeft aan de Thuiszorg.”

Ze legt wat lapjes op tafel en schuift ze tegen elkaar: “Kijk, dit is een kussen in wording: als je de scheve lapjes goed aaneenzet, wordt het toch recht. Ik heb ideeën zat. Panties bijvoorbeeld, nooit weggooien. Dat is heel goed vulmateriaal. Die laat ik dan een middag opknippen door iemand in de groep. Met plastic zakken kan het ook. Ik geef alles een tweede kans. Soms zie ik iets, of op internet, en dan ga ik kijken hoe ik dat zelf kan maken. Van een theedoek maak ik een tasje. Zie ik een voorbeeld, dan maak ik het na.”
Ze besteedt veel tijd aan het vinden van materialen, in winkels en via via. “We proberen veel te krijgen. Je wilt niet weten hoeveel wol ik binnenkrijg. Bijvoorbeeld tien bananendozen vol. Bananendozen!” Ze gebaart met haar handen om de enorme afmetingen aan te geven. “Maar we hebben geen opslag, een tijd stond de logeerkamer tot de nok toe vol. Nu zijn ze in het Oranjehuis planken aan het maken. Gelukkig, want als mijn zoon langs komt, kan hij nu wel weer blijven logeren.”


<< <Vorige | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | Volgende> >>