-
Kratten vol poppenhoofdjes staan tegen de muur, klusmaterialen liggen uitgestald, om ons heen staan keramische poppen in verschillende stadia van het maakproces. Op een houten tafel legt ze foto's neer van de poppen die haar carrière als ondernemer hebben gevormd. “Goede kunstnijverheid,” noemt ze het zelf: “Geen kunst”. Met die kunstnijverheid leidde ze zo'n veertig jaar een artistiek bedrijf dat wereldwijd opereerde. “Mijn vader was kunstenaar en van hem weet ik dat je altijd kritisch moet zijn op jezelf. Niet tevreden zijn, dat heb ik van hem geërfd.” Volhardend werkte ze aan een eigen stijl van pierrots en poppetjes. Jarenlang probeerde ze voet aan de grond te krijgen bij een galerie in Parijs. “'Non non', schudde die galeriste dan haar hoofd en deed haar ogen dicht, zo lelijk vond ze ze. Maar ze zei 'je hebt wel iets, wees kritisch op jezelf, werk eraan'. Het vierde jaar vond ze ze goed genoeg. Ik was in de zevende hemel! Later zou ze me vertellen dat het toen eigenlijk nog niet goed was, maar ze het te zielig vond om me weer af te wijzen.”
De kunstnijverheid veranderde langzaam in een fulltime baan en vervolgens in een bedrijf waar ze tientallen mensen in dienst nam. Ze vloog de wereld over, verdiende goed, begon in de mode, van alles. Tot ze op een dag een telefoontje kreeg van de gemeente Harskamp waar haar bedrijf zat. “Ze vroegen 'kunnen we een paar moeilijke loverboymeisjes bij je neerzetten?' Dat deed ik. Ik heb ze een jaar gehad en dat heeft me veel inzichten in de samenleving opgeleverd.”
“Vervolgens wilde de gemeente mannen bij me plaatsen, ex-verslaafden die niet meer konden werken. Ik dacht, dat gepruts van mij, dat is niets voor die mannen. En dus heb ik een houtafdeling opgezet.” Ze pakt een pop met een houten romp, resultaat van die tijd waarna weer andere periodes kwamen, zoals het gieten van keramische poppenhoofdjes. Nieuwe technieken en nieuwe reïntegratietrajecten volgden elkaar op. Na Harskamp kwam Apeldoorn, toen Deventer waar ze met haar dochter een kinderdagverblijf oprichtte: “Hier zijn veel jonge alleenstaande moeders met een uitkering. Ze moeten een traject of opleiding volgen maar hebben geen geld voor kinderopvang. Dus ze zitten totaal klem.” En zo vertelt ze maar door, een spraakwaterval, met duizelingwekkende verhalen, over de vele mensen die bij haar zijn komen werken: “Mensen zijn trots dat ze hier werken, dit is hun zaak. Als je creatief goed voor de mensen bent, is het resultaat tot tien keer beter.”
Het klinkt als een fikse onderneming maar voor haar is dit “best kalm”, zoals ze zelf zegt. Ze heeft al ideeën voor nieuwe beelden, die ze helemaal zelf wil gaan maken. “Ik heb zo lang zo veel gedaan, internationale productie, daar heb ik geen zin meer in. Dat mag toch wel hè intussen, ik ben ook al zeventig. Maar het samenwerken met groepen mensen, dat blijf ik wel doen.”
-
“Ja er is hier van alles,” zegt de heer Naberhuis over de dieren in zijn huis. Twee grote aquaria – een voor zoetwater- en een voor zoutwatervissen – staan verdeeld over een huiskamer tegenover de kooi van zijn papegaai, een van zijn lievelingsdieren. Een klein hondje loopt keffend rond over de tegelvloer. Hoeveel vogels hij in totaal heeft, durft hij niet te zeggen “Geen idee... dertig? Je mag er ook wel veertig van maken.”
De vogels fokt hij en neemt hij mee naar tentoonstellingen. “Dit is van kinds af aan. Vanaf een jaar of acht had ik vogels, kippetjes. Mijn vader hield konijnen voor tentoonstellingen. Eerst had hij Hollandse konijnen, met een band, daarna zwarte. Daar moest je dan de witte haartjes uit plukken. Hij was bezig met zijn konijn, ik met mijn vogels. Ik ben niks anders gewend dan dieren.”
Opgroeien op een boerderij voedde zijn hobby: “Ik ben bij de vogelvereniging van Deventer. En ik volg lezingen van keurmeesters en dergelijke. Ik ben nu 59, dus ik ben er al ruim een halve eeuw mee bezig.” Hij heeft twee soorten kanaries, valkparkieten, bergparkieten, een papegaai, en Lori's van de Blauwe Bergen. Hij zoekt ze uit op postuur en zet de mooiste bijeen. Dat levert tientallen nesten per jaar op. Hij zit te vertellen op de bank, naast de papegaai en stopt even zijn vingers in de kooi. 'Hallo' zegt de papegaai. “Kan geen kwaad, alleen heeft hij me een keer flink in mijn oorlel gebeten. Verder zijn het lieve beesten.” De papegaai is geen prijswinnaar. “Hij heeft een pootje dat niet goed is. Ik heb hem gekregen, een vriend belde of ik interesse had. Ik antwoordde 'Ik ben zo bij je'.”
In de stad lukt het om dieren te houden door slim met de ruimte om te springen. In de tuin staat een metersbreed hok, dat hij zelf heeft getimmerd. De vogeltjes kwetteren en fladderen en komen naar hem toe. Binnen heeft hij boven nog meer vogels, en allerlei trofeeën en medailles, ook van zijn vrouw die kanaries hield. Hij doet zo'n drie à vier keer per jaar mee aan een tentoonstelling. “Het gaat me niet eens zozeer om de show. Natuurlijk wil je winnen, maar ik heb die vogels voor de aardigheid. Het is de gezelligheid, het gebeuren om zo'n show heen, de diversiteit aan vogels die je er ziet.” En nee, verdienen doet hij er niet aan. “Er is alleen eer mee te behalen. Een zak voer kost 35 euro. Maar je kunt het beter aan de vogels geven dan dat ik het in de kroeg opmaak.”
Ook thuis heeft hij veel plezier aan ze. “Je hebt altijd aanspraak en net als met een hondje, kom je nooit in een leeg huis als je alleen bent.” Het hondje is gewend aan het volle huishouden. “Ik heb twee valkparkieten met de hand grootgebracht, die zijn zo tam, die zette ik bij hem op zijn rug en dat vond hij allemaal prima.”
-
“Een van de laatste dingen die ik heb gemaakt is een album van onze reis naar Tibet. Voor de kaft heb ik Tibetaanse gebedsvlaggen ingescand. Dat leek te donker te worden, maar door vlaggen over elkaar heen te leggen is het toch goed gelukt. Soms moet je niet met het eerste resultaat genoegen nemen. De foto's in het album zijn veel door mijn man gemaakt. Voor de achtergrond koos ik grof papier en voor de foto's papieren fotorandjes. Want in zo'n reis ga je terug in de tijd, die sfeer wilde ik in het album neerzetten. Het was een intensieve reis, de details raak je snel kwijt. Zo hou je een mooie herinnering. En de letter heet Microsoft Himalaya! Dat vond ik zo grappig. Dan is zo'n keus snel gemaakt.”
We bladeren door het album in haar woonkamer, doordacht ingericht met bruin met wit, in een kast staan de fotoalbums en scrapbooks die ze maakt. Het enige onrustige is een grote hond, die zijn bedenkingen heeft als er bezoek binnenkomt. “Ook maak ik cadeau-envelopjes, notitieblokjes, windlichtjes, kussens. Veel dingen uit de homedeco hoek. Voor mezelf, voor familie. Mijn moeder is ook heel creatief, ze schildert. En mijn zusje maakt sieraden. Toen ik nog een kind was organiseerde mijn moeder een origamiclubje, of we gingen kleien, of deden dingen met brooddeeg. Omdat ze nu een soort winkeltje aan huis heeft, kan ze ook mijn creaties aanbieden. Het geeft mij genoeg excuus om dingen te blijven maken.”
De meeste creaties staan boven, in haar hobbykamer. Op de grond liggen fotolijstjes uitgestald, ze is bezig met de compositie. Op een bureau en in kastjes staan allerlei knutselmaterialen opgeborgen. “Echt geld verdien ik er niet aan maar wel genoeg om materiaal te kopen, om mijn hobby in stand te houden. Zo kun je thuis toch nuttig zijn en ook eens iets voor een ander doen. De rest van de opbrengst gaat naar Kiva, een organisatie voor microkrediet. Zo heb ik al zestig leningen van 25 dollar kunnen verstrekken. Daar ga ik mee door.”
Inspiratie haalt ze veel van internet, Pinterest. “Dat is ook een valkuil. Soms ben je vooral bezig met ideeën verzamelen, in plaats van uitvoeren. En soms haal ik ook inspiratie uit een reclamefolder bijvoorbeeld, ik zag een badmat met een uiltje, daarvan heb ik een ansicht gemaakt en die aan mijn zus gestuurd. En ik heb altijd een aantekenblokje bij me in de buurt liggen voor als ik een idee heb. Of ik zie ergens iets van vijftien euro en dan denk ik: 'o, dat kan ik zelf'. Maar tegen massaproductie kun je niet op qua prijs. Wel kun je een goedkope kussensloop kopen en daar een eigen twist aan geven. Ik heb een favoriet citaat: It does not do to dwell on dreams and forget to live. Dat hangt nu op mijn prikbord en dat ga ik op een kussen uitvoeren. Zoiets is nergens te koop.”
-
Op het gasfornuis staan twee grote pannen, één met een groente-vleesgerecht en één met rijst. In Afghanistan was hij chef-kok, maar vandaag kookt hij voor een groep mensen in mannencentrum Salomon. Bij het gerecht komt een salade van komkommer, paprika, ijsbergsla en tomaat.
Opvallend is de geblokte theedoek die hij tussen het deksel van de rijstpan heeft gedaan. De theedoek maakt de rijst droog, het neemt het vocht op. Maar om te voorkomen dat het aanbakt moet de rijst wel regelmatig worden omgeroerd.
Het gerecht dat hij vandaag kookt heeft hij zelf bedacht, maar vaak maakt hij traditionele Afghaanse, Iraanse of Turkse gerechten. Een bekend Afghaans gerecht is Gabli Pilaw, een aromatische rijstgerecht dat in Afganistan veel wordt gegeten. Je kunt dat op verschillende manieren klaarmaken. Hij heeft daarin een eigen specialiteit.
Zijn favouriete gerecht heet Narange Pilaw, een rijstgerecht waarin de schil van een sinaasappel, een "narange" is verwerkt. De schil geeft niet alleen kleur aan de rijst, maar bepaald ook de smaak. De schil wordt geraspt en in het water van de rijst gedaan, zo wordt ze gelig en zurig van smaak. Dit kan niet met sinaasappels die je hier in Europa koopt. In Afghanistan zijn ze veel zuurder, ze zijn groter en ze smaken ongeveer zoals een citroen in Nederland.
Bij de rijst wordt een groente of vleesgerecht gegeten, maar de rijst is geen bijgerecht het is zelf een belangrijk onderdeel. In Afghanistan zijn er wel 18 soorten rijst te koop, soorten die hij hier nooit heeft gezien, maar de technieken om rijst een smaak te geven past hij nog wel steeds toe. Zo kookt hij graag groene rijst. Dit maakt hij door eerst spinazie te koken, deze uit de pan te halen en in het overgebleven vocht de rijst te koken, De rijst krijgt dan een mooie groene kleur.
Een variant hierop is wilde spinazie wokken en er dan rijst en vis bij doen. Om het gerecht op smaak te brengen worden er kruiden en knoflook bij gedaan.
Ook maakt hij graag Manto, een gerecht van deeg en gehakt met verschillende soorten peper, ui en knoflook.
Dat zijn slechts een paar voorbeelden, want toen hij chef-kok was kookte hij soms wel 25 verschillende gerechten voor 150 mensen. Hij deed het samen met anderen en ze waren dan zeker twee dagen aan het koken.
Voordat hij het eten uitserveert in een andere ruimte, vertelt hij over het caterbedrijf dat hij begint.
Als hij vertrekt is het nog ruim op tijd en de keuken is weer schoon. De achtergebleven mensen kijken bewonderend naar de klok en zeggen: “Je kunt wel zien dat hij een professional is”.
-
“Waarom ik kunstenaar ben geworden? Vraag liever waarom de kunst mij heeft gekozen?” Hij vindt het een cadeau als je van natura goed kan tekenen en schilderen en merkte op de middelbare school dat dit geschenk hem was gegeven. Daarnaast was hij een tiener die veel literatuur las en van films hield. Dat boeit nog steeds. “Ik volgde mijn hart en zo is het gebleven”. Om op de kunstacademie in Sarajevo te mogen studeren heeft hij zelf een stipendium aangevraagd en gekregen, want zijn vader was er aanvankelijk niet zo voor. “Een kunstenaar verdient niet veel. Maar al in de zeventiger jaren besefte ik dat het geen geld is wat ons gelukkig maakt. We hebben onze zintuigen niet alleen gekregen om te overleven, maar ook om kunst te maken. Dat maakt ons mens”.
Dat het maken van kunst respect verdient en geen gewoon vak is waar je je brood mee verdient, dat ligt hem na aan het hart. Talent moet je ontwikkelen en het kiezen voor een bestaan als kunstenaar is een wezenlijk besluit in je leven. Het betekent immers het kiezen voor de vrijheid van het maken en het is een besluit om een niet-hiërarchisch-wezen te zijn. Zo’n leven verdient meer respect dan wat er nu leeft. Er ligt Nederlandse literatuur, een kunsttijdschrift en een Groene Amsterdammer op zijn tafel. “Kijk hier staat het”, wijst hij aan. Rudi Fuchs schrijft op 20 september 2012; “Je bereikt nooit iets toevallig. Het idee dat je met losse hand en een enkele inval een schilderij in elkaar kunt flansen, doet groot onrecht aan de ernst en toewijding van het kunstmaken. …” en eigenlijk moet iedereen dat hele stuk lezen.
Hij geeft in zijn atelier ook les, vaak naar model en voor hem is tekenen de basis van alles, dus wordt er ook veel getekend. Zijn eigen werk is heel precies en de techniek is bewerkelijk, hij maakt daarom slechts enkele grote schilderwerken per jaar. Er hangen foto’s van de recente grote werken, de werken zelf zijn zo groot (zo’n 2 bij 2,5 meter) dat het opgerold en beschermd bewaard wordt.
Hij toont een foto en een detail van een uitgepakt schilderij. Het valt op dat de detaillering van het werk heel bijzonder is, er zijn allerlei hele kleine “tekeningen” gemaakt van stempels, knoopjes, buttons, ornamentjes en andere kleinoden. Die hebben allemaal een kleur die samen de afbeelding vormen. Zoals de impressionisten de voorstelling ontrafelden in na te volgen verfstreken – zo bouwt deze schilder het beeld op met super kleine tekeningen die als pixels de voorstelling laten opdoemen. Die voorstelling is bij de laatste werken vaak een sferisch portret van een vrouw. Dicht bij en ver af geven een ander beeld in zijn schilderijen en je merkt niet waar die twee in elkaar overlopen. Het is een geheel en je blijft in de ban van het maken. Je bent ”Betoverd”. Dat is dan ook de titel van het doek.
Websitepagina KCO.
<< <Vorige | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | Volgende> >>