- 

Het is een bekend beeld aan de leestafel in de bibliotheek, ze zit daar ontspannen maar geconcentreerd te breien. Of je ziet haar een paar meter verderop aan een tafeltje bij het raam in lunchroom Floris V. Ze zit altijd zo dat het daglicht goed op haar breiwerk valt. Het verzet haar gedachten, zo lijkt het.
Ze werkt vanaf tien uur in de ochtend in de bibliotheek, waar ze tot en met drie uur middags de bezoekers wegwijs maakt. Na drie uur is het een zelfhulp-bieb, maar veel mensen krijgen liever hulp bij het uitzoeken en terugzetten en inscannen van hun boeken. Nee, niet elk moment is druk in deze wijk-bieb, dus vindt ze het handig om altijd een breiwerkje in de tas te hebben. Daarbij; “Ik kan niet stilzitten”, zegt ze lachend. “Ik moet wat omhanden hebben”. Ze praat rustig en geeft pas antwoord aan het eind van elke naald – want als je midden in de naald het breien onderbreekt dat blijf je zien. De eerste steek na het onderbreken van het breiritme wordt losser en dat maakt het breisel onregelmatig. Dit wordt een sjaal in een rechte steek. Er liggen twee bollen wol op haar schoot; een gele en een rode. Ze gebruikt de bollen afwisselend en maakt een streeppatroon. Ze houdt blijkbaar van strepen en heldere kleuren, want de week daarop is groen met wit op de pennen gezet. Ook weer een sjaal. Tijdens het werk echt ingewikkelde steken breien lukt niet, legt ze uit. Dat vergt een andere concentratie. Waar de sjaals heen gaan? Deze gaat naar een kleinkind, ja dit is een mooie sjaal en die is bijna af. Veel gaat naar haar kleinkinderen, maar vanmiddag gaat ze wol kopen om iets voor zichzelf te breien! Dat is alweer lang geleden.

In haar jeugd hoorde breien bij de opvoeding. Haar moeder leerde het haar thuis en op school kreeg ze zoals elk meisje "het nuttige handwerken", daar leerde je overigens ook handnaaien, haken en borduren. Maar breien bevalt haar omdat je het overal kan doen.
Moeilijker patronen deed ze vroeger ook al, maar recent leerde ze veel bij van een oudere wijkbewoonster. Een mevrouw van ruim tachtig jaar oud, die allerlei breitechnieken beheerst. “Dat is echt bijzonder, ze zou wat meer reclame moeten maken!”
Ze haalt af en toe wat breigaren voor de wijkbewoonster en kijkt dan bij de Wibra naar de wol-koopjes. En soms gaat ze naar de wolwinkel in het centrum, zoals straks na het werk als er wordt ingekocht voor haar nieuwe wintersjaal.


 - 

“Ik kan niks anders”, zegt ze direct als uitleg. En dan bedoelt ze dat ze geen kunstenaar is die er bij fotografeert of een middenstander die af en toe een foto maakt in de studio achter de toonbank. Nee, zij is alleen maar fotograaf. Wat een eenvoudige beschrijving lijkt, blijkt veelomvattend.

Als tiener ging ze er helemaal voor; bandjes fotograferen, beetje stoere fotografie, Anton Corbijn als het grote voorbeeld. Ze leerde het vak op de AKI en portretteren stond haar toen juist tegen, ze studeerde af zonder portret.
In atelierpand Rollercate was het schilder Hans Bosman die haar vroeg om samen te werken aan een project en ja je raad het al: hij vroeg haar portretten te maken. Dat deed ze toch weer graag, wat op haar pad komt daagt haar uit en dat is soms letterlijk iets waar ze over struikelt. Zo fotografeerde ze enkele jaren geleden een gele skelter achtergelaten op een asfaltveldje in Het Rode Dorp. De gele skelter leek geen eigenaar te hebben en dook her en der op in de wijk. Anno 2012 roept de foto herinneringen op aan toen en aan “bezit”. Dat was een aanleiding om met mensen naar hun verzamelde voorwerpen met herinneringen te kijken. In het nu lopende project “Het Rode Dorp Verzamelt” worden portretten en verhalen in beeld gebracht.

Het terloopse er even uitlichten is vaak al genoeg. Elke dag maakt ze een foto, staat stil bij wat opvalt, fotografeert dat met de smart-phone en zet het op facebook. Fotografie blijkt in staat door de tijd en de hoeveelheid en de herhaling van de opnames een deel van ons collectieve geheugen te zijn. Zo heeft iedereen wel een vergelijkbare jeugdfoto; met je broer of zus op de schoolfoto recht in de camera kijkend. Of - ze griezelt even - iets verplichts doen op een schoolfoto. Ken je dat? Net doen alsof je speelt op aanwijzingen van een fotograaf. Je hebt dan bijvoorbeeld allemaal op diezelfde knuffelleeuw gezeten bij de schoolfotograaf en die leeuw gaat de volgende dag naar een andere school. Zou het niet aardig zijn die foto’s eens op een rij te leggen?
Ook foto’s van anderen en gemaakt door anderen boeien haar mateloos. Een wapenfeit is dat ze tien jaar terug, pas toen het technisch mogelijk bleek om op het internet grotere hoeveelheden foto’s te verzamelen, de website www.timetales.com opzette. Het is een online verzameling van gevonden foto’s van overal ter wereld. Een destijds spraakmakend idee bedacht met collega Dick Dijkman. De spelregels zijn simpel; je moet de foto bij toeval gevonden hebben en je mag niet weten wie erop staat en van wie de foto is. Ze kreeg reacties van over de hele wereld, heel veel uit America, maar ook uit Rusland en Israël.
Ze pakt een doos en we bekijken haar bewaarde en gevonden foto’s. Het gaat van vliegtuig tot kerstboom, van mislukte pasfoto tot trouwfoto. Samen naar deze foto’s kijken is een avontuur zowel op de website als zittend naast deze fotograaf. De anonieme wereld wordt persoonlijk door er enkele details uit te lichten.

Website Buurtbeelden.

www.schoolidylle.nl


 - 
“Let niet op de troep, dit is een mannenhuishouden,” lacht hij. Inderdaad is zijn huiskamer vol, maar een troep is het niet. Alles lijkt zijn plekje te hebben. En meteen is duidelijk: dit is het huis van een boogschieter. Overal hangen en staan bogen – en ook een gewoon dartbord – en kokers met pijlen erin. “Ik ben er nogal fanatiek in. Volgend jaar wil ik meedoen met het Nationale Kampioenschap boogschieten, op de achttien meter.” Dat komt door zijn zoon, die het zelf gauw voor gezien hield, maar zelf heeft hij het sindsdien niet meer losgelaten. “Al vijf jaar, waar blijft de tijd? Ik dacht niet dat ik op mijn leeftijd iets zou kunnen vinden dat mij zo in de ban kon brengen. De kennis die ik opdoe wil ik doorgeven en daarom geef ik jeugdtraining aan zo'n zestig kinderen, zowel jongens als meisjes. Hun enthousiasme geeft me een goed gevoel. En zijn ze niet enthousiast, dan probeer ik ze dat te maken. Ik vind het leuk om te proberen teruggetrokken kinderen te bereiken, ze toch blijdschap en zelfvertrouwen te geven.”

Hij pakt een technisch uitziend apparaat tevoorschijn. “Kijk, dit is mijn lievelingsboog, een compoundboog. Dat is nogal hightech. Ze zeggen ervan dat het is alsof je een Harley koopt: je blijft sleutelen. Je schiet met een lens en gebruikt een release voor je trekkertechniek.” Hij pakt een apparaatje dat hij in zijn hand houdt, om te bevestigen aan de boog zodat deze zo min mogelijk trilt bij het loslaten. “Met je instellingen, zelf je boog afstellen, kun je al zeventig procent van je schot voor elkaar krijgen. Dan kun je op achttien meter afstand een dubbeltje raken.”

Maar, dat lukt alleen als hij helemaal geconcentreerd is, iets dat je moet leren. “De Japanse filosofie stelt dat je je open moet stellen en toch op dat ene doel moet richten. Maakt iemand lawaai, dan laat je dat tot je komen zonder afgeleid te raken. Je maakt je los van deze wereld, je concentreert je alleen op je lichaam en je doel. Adem ik goed? Sta ik goed? In het begin wilde ik vooral hard schieten, maar dat heb ik afgeleerd. Het gaat om de verhouding, om de balans.”

De jeugdtraining kost hem twee avonden in de week, daarnaast volgt hij zijn eigen trainingsprogramma en heeft hij nog meer hobby's: fotografie, tuinieren, lassen, vliegvissen, dingen maken. Buiten staat meubelset die hij zelf maakte van afgedankt hardhout, binnen is de eettafel gebutst van het snijden. Maar de meeste aandacht gaat naar het boogschieten. “Als je begint, zie je eerst veel vooruitgang. Na een tijd wordt het moeilijk om je gemiddelde nog een pietsje op te krikken. Maar het stellen van zulke doelen geeft plezier aan het leven. Je krijgt er energie van. Ik zie om mij heen dat mensen depressief worden. Dat zijn mensen die geen doelen hebben. Voor mensen die zich afvragen wat het leven te bieden heeft: veel dus!”


 - 
Kratten vol poppenhoofdjes staan tegen de muur, klusmaterialen liggen uitgestald, om ons heen staan keramische poppen in verschillende stadia van het maakproces. Op een houten tafel legt ze foto's neer van de poppen die haar carrière als ondernemer hebben gevormd. “Goede kunstnijverheid,” noemt ze het zelf: “Geen kunst”. Met die kunstnijverheid leidde ze zo'n veertig jaar een artistiek bedrijf dat wereldwijd opereerde. “Mijn vader was kunstenaar en van hem weet ik dat je altijd kritisch moet zijn op jezelf. Niet tevreden zijn, dat heb ik van hem geërfd.”

Volhardend werkte ze aan een eigen stijl van pierrots en poppetjes. Jarenlang probeerde ze voet aan de grond te krijgen bij een galerie in Parijs. “'Non non', schudde die galeriste dan haar hoofd en deed haar ogen dicht, zo lelijk vond ze ze. Maar ze zei 'je hebt wel iets, wees kritisch op jezelf, werk eraan'. Het vierde jaar vond ze ze goed genoeg. Ik was in de zevende hemel! Later zou ze me vertellen dat het toen eigenlijk nog niet goed was, maar ze het te zielig vond om me weer af te wijzen.”

De kunstnijverheid veranderde langzaam in een fulltime baan en vervolgens in een bedrijf waar ze tientallen mensen in dienst nam. Ze vloog de wereld over, verdiende goed, begon in de mode, van alles. Tot ze op een dag een telefoontje kreeg van de gemeente Harskamp waar haar bedrijf zat. “Ze vroegen 'kunnen we een paar moeilijke loverboymeisjes bij je neerzetten?' Dat deed ik. Ik heb ze een jaar gehad en dat heeft me veel inzichten in de samenleving opgeleverd.”

“Vervolgens wilde de gemeente mannen bij me plaatsen, ex-verslaafden die niet meer konden werken. Ik dacht, dat gepruts van mij, dat is niets voor die mannen. En dus heb ik een houtafdeling opgezet.” Ze pakt een pop met een houten romp, resultaat van die tijd waarna weer andere periodes kwamen, zoals het gieten van keramische poppenhoofdjes. Nieuwe technieken en nieuwe reïntegratietrajecten volgden elkaar op. Na Harskamp kwam Apeldoorn, toen Deventer waar ze met haar dochter een kinderdagverblijf oprichtte: “Hier zijn veel jonge alleenstaande moeders met een uitkering. Ze moeten een traject of opleiding volgen maar hebben geen geld voor kinderopvang. Dus ze zitten totaal klem.” En zo vertelt ze maar door, een spraakwaterval, met duizelingwekkende verhalen, over de vele mensen die bij haar zijn komen werken: “Mensen zijn trots dat ze hier werken, dit is hun zaak. Als je creatief goed voor de mensen bent, is het resultaat tot tien keer beter.”

Het klinkt als een fikse onderneming maar voor haar is dit “best kalm”, zoals ze zelf zegt. Ze heeft al ideeën voor nieuwe beelden, die ze helemaal zelf wil gaan maken. “Ik heb zo lang zo veel gedaan, internationale productie, daar heb ik geen zin meer in. Dat mag toch wel hè intussen, ik ben ook al zeventig. Maar het samenwerken met groepen mensen, dat blijf ik wel doen.”


 - 

“Ja er is hier van alles,” zegt de heer Naberhuis over de dieren in zijn huis. Twee grote aquaria – een voor zoetwater- en een voor zoutwatervissen – staan verdeeld over een huiskamer tegenover de kooi van zijn papegaai, een van zijn lievelingsdieren. Een klein hondje loopt keffend rond over de tegelvloer. Hoeveel vogels hij in totaal heeft, durft hij niet te zeggen “Geen idee... dertig? Je mag er ook wel veertig van maken.”

De vogels fokt hij en neemt hij mee naar tentoonstellingen. “Dit is van kinds af aan. Vanaf een jaar of acht had ik vogels, kippetjes. Mijn vader hield konijnen voor tentoonstellingen. Eerst had hij Hollandse konijnen, met een band, daarna zwarte. Daar moest je dan de witte haartjes uit plukken. Hij was bezig met zijn konijn, ik met mijn vogels. Ik ben niks anders gewend dan dieren.”

Opgroeien op een boerderij voedde zijn hobby: “Ik ben bij de vogelvereniging van Deventer. En ik volg lezingen van keurmeesters en dergelijke. Ik ben nu 59, dus ik ben er al ruim een halve eeuw mee bezig.” Hij heeft twee soorten kanaries, valkparkieten, bergparkieten, een papegaai, en Lori's van de Blauwe Bergen. Hij zoekt ze uit op postuur en zet de mooiste bijeen. Dat levert tientallen nesten per jaar op. Hij zit te vertellen op de bank, naast de papegaai en stopt even zijn vingers in de kooi. 'Hallo' zegt de papegaai. “Kan geen kwaad, alleen heeft hij me een keer flink in mijn oorlel gebeten. Verder zijn het lieve beesten.” De papegaai is geen prijswinnaar. “Hij heeft een pootje dat niet goed is. Ik heb hem gekregen, een vriend belde of ik interesse had. Ik antwoordde 'Ik ben zo bij je'.”

In de stad lukt het om dieren te houden door slim met de ruimte om te springen. In de tuin staat een metersbreed hok, dat hij zelf heeft getimmerd. De vogeltjes kwetteren en fladderen en komen naar hem toe. Binnen heeft hij boven nog meer vogels, en allerlei trofeeën en medailles, ook van zijn vrouw die kanaries hield. Hij doet zo'n drie à vier keer per jaar mee aan een tentoonstelling. “Het gaat me niet eens zozeer om de show. Natuurlijk wil je winnen, maar ik heb die vogels voor de aardigheid. Het is de gezelligheid, het gebeuren om zo'n show heen, de diversiteit aan vogels die je er ziet.” En nee, verdienen doet hij er niet aan. “Er is alleen eer mee te behalen. Een zak voer kost 35 euro. Maar je kunt het beter aan de vogels geven dan dat ik het in de kroeg opmaak.”

Ook thuis heeft hij veel plezier aan ze. “Je hebt altijd aanspraak en net als met een hondje, kom je nooit in een leeg huis als je alleen bent.” Het hondje is gewend aan het volle huishouden. “Ik heb twee valkparkieten met de hand grootgebracht, die zijn zo tam, die zette ik bij hem op zijn rug en dat vond hij allemaal prima.”

<< <Vorige | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | Volgende> >>